Begin maart heeft het Kenniscentrum Kraamzorg (KCKZ) jullie geïnformeerd over de multidisciplinaire richtlijn postnatale zorg.
Naar aanleiding hiervan hebben zowel het KCKZ als Bo Geboortezorg verschillende signalen ontvangen over de inhoud van de richtlijn.
Wij zijn hierover met elkaar in gesprek gegaan en wij hebben geconstateerd dat het tijdspad van de ontwikkeling van de richtlijn (start proces in 2014) voor een niet optimale betrokkenheid van de kraamzorgorganisaties heeft gezorgd. Inmiddels zijn we een stuk verder in de tijd en hebben we daar afspraken over gemaakt zodat dit proces nu beter verloopt.
Op inhoudelijk gebied is het betrekken van wetenschappelijk onderzoek zoals de ERKEN studie, bij het opstellen van de richtlijn besproken. Afgesproken is dat het KCKZ nogmaals de aangeleverde informatie, met gegevens die ná de vaststelling van de richtlijn gepubliceerd zijn, onder de aandacht zal brengen bij de werkgroep die de richtlijn heeft opgesteld. Daarnaast worden bij de herziening van de richtlijn die gepland staat in 2022 de uitkomsten van de wetenschappelijke onderzoeken in de kraamzorg, die dan beschreven zijn, meegenomen.
VSV’s moeten nu aan de slag met het implementeren van de richtlijn. Zoals eerder aangegeven hebben we vanuit het KCKZ met de KNOV besproken dat zij de verloskundigen actief moeten blijven informeren over de aanbevelingen in de richtlijn. Een VSV kan er echter voor kiezen (beargumenteerd) van de richtlijn af te wijken en dit vastleggen in een specifiek zorgpad.
In het Zorgprotocol Observaties en Controle Kraamvrouw van het KCKZ wordt de volgende nuancering verwerkt: “temperatuur opnemen/polsfrequentie meten/baarmoederstand bepalen minimaal 1 keer per dag gedurende minimaal 5 dagen. Volg hierbij de afspraken die in het Verloskundig Samenwerkingsverband zijn vastgelegd.
Zie ook: https://kckzapp.nl/wp-content/uploads/2017/09/1.-Zorgprotocol-Observatie-en-controle-kraamvrouw-4.pdf
We denken hiermee voor dit moment goede afspraken te hebben gemaakt en zullen jullie blijven informeren.