Onderzoek van het Maastricht UMC moet aantonen dat vroegtijdige inzet van partusassistentie tot minder medische ingrepen en minder kosten leidt. “Onze kraamverzorgenden ervaren het als heel prettig om vroegtijdig aanwezig te zijn”, aldus de twee kraamzorgorganisaties die meewerken aan dit onderzoeksproject.
De Stuurgroep Zwangerschap en geboorte adviseerde in haar rapport ‘Een goed begin’ (2010) om de zwangere vanaf het begin van de baring te begeleiden. Uit onderzoek is namelijk bekend dat de kans op medisch ingrijpen kleiner is als een vrouw tijdens de baring continue ondersteuning krijgt door iemand anders dan de verloskundige of gynaecoloog. We weten bovendien dat medische ingrepen ook weer nieuwe risico’s meebrengen. Zo krijgt na een ruggenprik twintig procent van de vrouwen koorts, waarvoor zij en de baby antibiotica toegediend moeten krijgen via een infuus. Als de kraamzorg de rol van continue begeleider op zich neemt, kan dit dus veel ellende en misschien ook kosten besparen. Dit wil het Maastricht UMC met onderzoek aantonen.
Zo gaat het onderzoek in zijn werk
Projectleider gynaecoloog Liesbeth Scheepers: “We betrekken duizend zwangeren. Bij de helft van hen zetten we een kraamverzorgende in, die tijdens de zwangerschap informatie geeft over de bevalling en die zonder onderbreking bij de bevalling blijft. De kraamverzorgenden volgen hiervoor een door ons ontwikkelde training. Waar de bevalling uiteindelijk plaatsvindt, thuis of in het ziekenhuis, maakt niet uit. De andere helft van de zwangeren ontvangt de gewone zorg. Uiteindelijk vergelijken we beide groepen met elkaar, waarbij we vooral vaststellen of er tijdens de bevalling een ruggenprik is gebruikt. We verwachten dat dit minder vaak nodig is bij de vrouwen die continue begeleiding krijgen.”
De kosten en de baten
Continue begeleiding door een kraamverzorgende kost circa 225 euro per vrouw. Het voorkomen van een ruggenprik bespaart rond de 2200 euro. De kosten wegen op tegen de baten als het aantal ruggenprikken daalt van 25 naar 17 procent. De onderzoekers bekijken ook wat de effecten zijn van continue begeleiding op: het aantal verwijzingen, de manier van bevallen, complicaties bij moeder en kind en de cliënttevredenheid.
De kraamzorgorganisaties
Truus Gootzen, directeur Geboortezorg Limburg, en Babette Peeters, directeur Cicogna Kraamzorg: ‘In onze regio werd tot dusver weinig gebruik gemaakt van vroege partusassistentie. Onze kraamverzorgenden van de partuspool ervaren dat ze veel meer voor de barende en haar partner betekenen als ze vroegtijdig aanwezig zijn. Wij werken daarom graag mee aan dit onderzoek. Het zet de moeder in haar kracht en laat de meerwaarde van kraamzorg zien.”
Dit was het laatste artikel in een serie over de vijf driejarige onderzoekensprojecten naar kraamzorg die momenteel lopen. Deze onderzoeken worden gesubsidieerd door ZonMW en vele kraamzorgorganisaties door het hele land werken eraan mee. De kennis die het oplevert, moet bijdragen aan de onderbouwing van kraamzorg binnen de toekomstige geboortezorg. Rode draad is de wens om nog beter te kunnen inspelen op wat een kraamvrouw nodig heeft.
Lees hier de artikelen over:
- Kraamzorg-op-maat voor kwetsbare zwangeren en kraamvrouwen.
- De kraamzorguren spreiden over veertien dagen.
- Tweerichtingsverkeer bij de intake
- Wetenschappelijke onderbouwing van kraamzorg-op-maat