Kraamzorg op maat kan nieuwe ouders goed op weg helpen. Hierbij kunnen ouders in overleg met de kraamverzorgenden kiezen voor een wendag zonder kraamzorg of juist meer maar kortere zorgdagen om de borstvoeding op gang te helpen. Meer wetenschappelijk onderzoek naar kraamzorg is nodig om deze meer clientgerichte zorg goed te organiseren. Dit blijkt uit promotieonderzoek van Fleur Lambermon. Zij is gepromoveerd op 10 november aan het Radboudumc / de Radboud Universiteit.
Kraamzorg is de zorg die ouders en pasgeboren baby’s na de geboorte standaard kunnen krijgen. Verdeeld over acht dagen komt er een kraamverzorgende 49 uur langs die ouders en baby op weg helpen. De kraamverzorgende helpt om de borstvoeding op gang te helpen, controleert de gezondheid van moeder en baby en ondersteunt het gezin. De kraamzorg zoals die in Nederland georganiseerd is, is een uniek systeem. “Alleen België en Engeland hebben een regeling die hierop lijkt, maar die zit niet, zoals bij ons, in het basispakket”, legt gezondheidswetenschapper Fleur Lambermon uit. “In de meeste andere Europese landen blijven net bevallen vrouwen langer in het ziekenhuis dan in Nederland. Bij ons is die periode juist relatief kort.”
De eerste dag zonder kraamzorg
Veel wetenschappelijke literatuur naar de kraamzorg bestaat echter niet, het proefschrift van Lambermon is het eerste dat volledig gewijd is aan de kraamzorg. Toen in 2013 de toekomst van de kraamzorg besproken werd en er zelfs werd overwogen de kraamzorg in het basispakket stop te zetten, vroeg het ministerie van Volksgezondheid om meer wetenschappelijk bewijs op het gebied van kraamzorg. Hierop startte het promotieonderzoek van Lambermon, naar de manier waarop deze zorg is ingericht. In het bijzonder keek zij naar de tijdsplanning van de kraamzorg. “In het huidige systeem komt de kraamzorg acht dagen achter elkaar, en daarna is het pats, boem afgelopen”, aldus Lambermon. “Terwijl veel ouders juist pas tegen zaken aanlopen zodra de kraamzorg er niet meer was. Dan is de drempel hoog om hulp te vragen, omdat je meteen terecht komt bij de huisarts of het consultatiebureau.”
Wendagen en borstvoeding
Op basis van kwantitatief en kwalitatief onderzoek kwam zij tot verschillende conclusies, die complementair zijn aan elkaar. Uit één van haar studies bleek dat ouders erg enthousiast waren over een zogenoemde ‘wendag’. Lambermon: “Dat is een dag gedurende de kraamzorgperiode waarop de kraamverzorgende níet aan huis kwam, en ouders hun baby volledig zelf verzorgden. De dag erna kwam de kraamzorg terug. Ouders merkten veel beter waar ze tegenaan liepen en konden dit laagdrempelig bespreken.”
Tegelijkertijd bleek uit één van haar andere studies, dat, op basis van de belangrijkste kwaliteitsindicator in de kraamzorg ‘geslaagde borstvoeding aan het einde van de kraamperiode’, de kwaliteit bij een flexibele planning gelijk is aan een standaard planning. Daarnaast werd er ook geen verschil gevonden in de ervaren zelfredzaamheid van moeders bij vier weken na de bevalling. Toch pleit Lambermon ervoor: “Ik denk dat het goed is om deze dag aan te bieden, omdat de ouders in ons kwalitatieve onderzoek er erg enthousiast over waren. Dat bleek ook wel uit de werving; veel mensen meldden zich aan voor het onderzoek. Sowieso kwam uit deze studie naar voren dat ouders voorstander zijn van het flexibel indelen van de kraamzorg. Het ene gezin heeft nu eenmaal andere behoeften dan het andere.”
De toekomst van de kraamzorg
Uitdagingen in de praktijk biedt deze gepersonaliseerde manier van kraamzorg wel, zo laat het proefschrift zien. Kraamverzorgenden geven aan het moeilijk te vinden een evenwichtige werk-privé balans te vinden, doordat zij vaker ‘op wacht’ staan. Ook in de huidige situatie ervaren kraamverzorgenden een hoge werkdruk doordat ze vaak acht dagen achter elkaar bij één gezin werken. “Zowel ouders als kraamverzorgenden houden vast aan het credo: één kraamverzorgende per gezin in de kraamperiode. Maar misschien moeten we daar wel vanaf. We hebben juist gezien dat het goed kan zijn als er twee verschillende personen bij een gezin thuis komen, omdat ze elk hun eigen ervaring meebrengen.”, aldus Lambermon. Zij pleit dan ook voor vervolgonderzoeken naar de rol van de kraamzorg, de werkbelasting voor kraamverzorgenden en het welbevinden van baby en ouders: “Er is sowieso heel weinig aandacht voor de periode na de geboorte van de baby. Over de zwangerschap en bevalling is er volop informatie en wetenschappelijke literatuur, terwijl de periode erna minstens zo belangrijk is.” Dit is het eerste proefschrift dat compleet gewijd is aan de kraamzorg, een wetenschappelijke doorbraak.
Daarom gaat Lambermon het komende jaar samen met mensen uit de praktijk het land door voor gesprekken met kraambureaus. Zij willen hiermee hun kennis uitbouwen en gebruiken voor verder onderzoek, om zo de kraamzorg van de toekomst beter te laten aansluiten op de wensen van zowel ouders als kraamverzorgenden.
Over het proefschrift
Proefschift van Fleur Lambermon: Home-based postpartum care – flexibility as an innovative approach to more client-centred care – Promotoren Prof. dr. J.A.M. Kremer en Prof. dr. D.D.M. Braat, Co-promotoren Dr. N.T.L. van Duijnhoven en Dr. C.W.M. Dedding