Onlangs gingen vijf grote onderzoeken naar kraamzorg van start. Een van deze onderzoeken richt zich op wetenschappelijke onderbouwing van het Landelijk Indicatieprotocol (LIP) en ‘kraamzorg op maat’.
Al vele jaren gebruiken we binnen de kraamzorg het LIP om te bepalen hoeveel uren zorg een kraamgezin krijgt. Het LIP is echter niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en nog nooit geëvalueerd. Om hier verandering in te brengen, startten vier grote kraamzorgorganisaties, het regionale consortium GCMN, en de Academische Werkplaats Kraamzorg in Geboortezorg (AWKG) een uitgebreid onderzoek. Het doel is om tot een nieuw landelijk indicatieprotocol te komen, dat ‘evidence based’ is en rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden van de kraamvrouw en haar gezin.
Verschillende doelgroepen
‘Het is belangrijk dat we vanuit de kraamzorg kunnen onderbouwen, dat onze zorg effectief en doelmatig is’, legt Ginel van Weering uit, bestuurder van Naviva. Naast Naviva werken ZinKraamzorg, Careyn en Kraamzorg de Waarden mee aan dit onderzoek. Binnen deze organisaties zullen gegevens worden verzameld over: het aantal uren kraamzorg, de uitkomsten van de zorg, cliëntervaringen, kenmerken van de bevalling, kraamvrouw en haar gezin, en over complicaties tijdens het kraambed.
Ginel: ‘Het huidige LIP heeft als uitgangspunt, dat alle kraamvrouwen en baby’s dezelfde basiszorg nodig hebben en soms wat extra, afhankelijk van de situatie. In de praktijk hebben we echter met heel verschillende doelgroepen te maken. Het maakt bijvoorbeeld een verschil of het een eerste of derde kind is, en of er sprake is van vroeggeboorte of complicaties. Sommige gezinnen zijn met minder zorguren mogelijk ook prima af. Terwijl andere juist misschien meer standaardzorg kunnen gebruiken. Door dit onderzoek kunnen we straks beter afstemmen op de zorgbehoefte van kraamgezinnen in Nederland. ‘Kraamzorg op maat’ is nu een veelbesproken onderwerp. Maar wat betekent meer of minder zorg in de praktijk, als we kijken naar de zorguitkomsten bij verschillende groepen kraamgezinnen? Met de feiten die dit onderzoek oplevert, krijgen we een gedegen onderbouwing van kraamzorg op maat.’
Veelzeggende gegevens
‘We leggen in dit onderzoek een relatie tussen het aantal uren dat een kraamverzorgende in het gezin is en de gezondheidsuitkomsten voor moeder en kind’, licht Jolanda Vermolen toe, zij is senior stafmedewerker bij AWKG. Ze vertelt wat de vier kraamzorgorganisaties voor het onderzoek moeten doen. ‘Ten eerste gaan kraamverzorgenden vastleggen welke kritische observaties zij doen. Ziet de baby geel? Is er sprake van fluxus of borstontsteking? Het is belangrijk dat dit niet alleen in het zorgdossier komt. Ten tweede moeten de organisaties dit soort medische uitkomsten registreren, zodat deze gegevens digitaal beschikbaar zijn voor ons onderzoek. Ten derde worden cliëntervaringen op een andere manier gemeten: alle kraamvrouwen ontvangen achteraf een digitale vragenlijst, die meet in hoeverre zij beoordeelt dat haar kennis, zelfvertrouwen en vaardigheden als moeder zijn toegenomen door toedoen van de kraamverzorgende. Dit laatste is heel belangrijk. Zo kunnen we immers hard maken dat kraamzorg een belangrijke invloed heeft op de mate van gezondheid van moeders.
‘Ten slotte, gaan de organisaties ook bepaalde gegevens van de intake en planning bijhouden. Ze moeten allemaal op dezelfde manier gaan bijhouden wat ze in het kraambed doen. Alle relevante kraamzorg-data kunnen daardoor met een druk op de knop worden opgehoest. Om dit te organiseren is een hele toer, maar levert uiteindelijk veel op. Het maakt helder en inzichtelijk wat het effect van kraamzorg is.’
Van emoties naar feiten
Ginel van Weering: ‘Andere beroepsgroepen in de geboortezorg, zoals gynaecologen en verloskundigen, beschikken al jaren over vele onderzoeken, die het nut van hun professioneel handelen ondersteunen. Naar kraamzorg is echter nog relatief weinig onderzoek gedaan. Discussies over de zin of onzin van kraamzorg zijn daardoor tot dusver vooral gebaseerd op ervaring en emoties. Het is belangrijk dat we nu naar de feiten gaan. Alleen op basis van feiten kunnen we onze positie in de geboortezorg bepalen.’
Foto: newborn fotograaf Suzanne Prins www.littledetail.nl