De eerste 15 weken van hun leven zijn baby’s beschermd met afweerstoffen van hun moeder die ze via placentabloed meekrijgen. Dat is niet een speciale mix die de moeder voor het kind maakt. Het is een afspiegeling van de infecties die de moeder heeft doorgemaakt en waartegen zij zelf afweerstoffen in haar bloed heeft. Een pasgeborene is dus tegen sommige infecties goed beschermd en tegen andere niet. Net zoals de moeder.
Iedere moeder heeft een flink aantal afweerstoffen tegen gemiddeld 5 tot 10 virussen. En lagere concentraties tegen andere virussen – in totaal een twintigtal. Daar moet de baby het de eerste 15 levensweken mee doen, terwijl er honderden verschillende virussen zijn en de pasgeborene bedreigen. De eigen aanmaak van afweerstoffen komt pas na de 15e levensweek op gang.
De huid en slijmvliezen vormen de eerste barrière tegen indringers. Daarnaast spelen antilichamen een grote rol bij de afweer. De rol van antilichamen is het herkennen en neutraliseren van lichaamsvreemde eiwitten, zoals bacteriën en virussen.
Onderzoekers uit Stockholm hebben gekeken naar een bepaald type antilichamen in het bloed bij 78 moeder-kind-paren. Uit het onderzoek blijkt dat veel te vroeggeboren kinderen, na 24 tot 30 weken zwangerschap, eigenlijk hetzelfde pakket antilichamen als hun moeder hebben. Eerder werd gedacht dat te vroeggeboren kinderen bijna zonder antilichamen worden geboren.
Toch worden veel te vroeg geborenen vaker ernstig ziek door virusinfecties dan baby’s die op tijd zijn geboren. Dit komt mogelijk door zwakkere fysieke barrières in de huid, de darmen en de longen of doordat die te vroeggeborenen vaker aan virussen worden blootgesteld, door hun verblijf op de intensive care, door catheters in hun bloedbaan en door beademingsbuisjes.
De vijf virussen waar moeders en hun baby’s de meeste antilichamen tegen hebben zijn adenovirus C, cytomegalovirus, Epstein-Barr virus, herpes simplex virus type 1 en rhinovirus A. De veroorzakers van de bekende kindervirusziekten, zoals mazelen, rode hond en RS virus zitten er dus niet bij. Ook het griepvirus ontbreekt in het rijtje.
Adenovirussen (er zijn meer dan 60 verschillende typen bekend) veroorzaken bij baby’s meestal milde verkoudheid, koorts diarree of oogontstekingen. Rhinovirussen zijn zeer veel voorkomende verkoudheidsvirussen. Er zijn meer dan 150 typen bekend. Een eenmaal ontwikkelde afweer tegen het ene verkoudheidsvirus biedt geen bescherming tegen een ander type. Daardoor kunnen vooral baby’s en kinderen vele keren per jaar verkouden en zelfs koortsig zijn.