Het wemelt de laatste jaren van de samenwerkingsverbanden in de geboortezorg. Op zichzelf een positieve ontwikkeling, maar het is soms nogal onoverzichtelijk. Want: wie werken er nu precies samen en waaraan? Marja Huizer, bestuurslid CPZ vanuit de kraamzorg, zet het voor je op een rijtje.
VSV: verloskundig samenwerkingsverband
In de regio’s werken partners uit de verloskundige zorg rond een ziekenhuis samen. Dat doen ze in een verloskundig samenwerkingsverband, het VSV. Aan dit VSV nemen in ieder geval verloskundigen en gynaecologen uit het werkgebied van het ziekenhuis deel. Daarnaast gelukkig ook steeds vaker de kraamzorgorganisaties, want kraamzorg is immers een belangrijke schakel in de geboortezorg. De kraamzorg laat zich dan vertegenwoordigen door een of twee organisaties uit de regio. Het VSV richt zich vooral op de zorginhoud, dus op protocollen en procedures. Soms is een VSV ook bezig met de organisatorische en financiële veranderingen.
DVP: distriks verloskundig platform
In een aantal regio’s is een distrikts verloskundig platform actief. In dit overleg praten vertegenwoordigers van de VSV’s en/of andere samenwerkingsverbanden uit de regio, over de zorginhoudelijke ontwikkelingen, maar ook over de organisatie van de geboortezorg in de regio. Ze maken bijvoorbeeld gezamenlijk afspraken met de ambulancediensten, ze ontwikkelen samen protocollen voor het hele werkgebied of ze spreken over de toekomstige organisatie van de geboortezorg.
CPZ: College Perinatale Zorg
Het College Perinatale Zorg werkt landelijk en heeft de opdracht het Stuurgroep advies ‘een goed begin’ in te voeren. Dit advies heeft als doel de babysterfte die in Nederland relatief hoog is, terug te dringen. Dat doet zij door voorbeelden te geven, de regio’s te ondersteunen en landelijke afspraken te maken met bijvoorbeeld de NZA, de verzekeraars of andere partijen. Ook werken zij aan een nieuwe werkwijze om de zorg aan een zwangere meer op maat en gestroomlijnd te organiseren.
In het CPZ werken met elkaar samen: de beroepsorganisaties van de verloskundigen (KNOV) en van de gynaecologen (de NVOG), de patiëntenorganisatie ( NPCF), de ziekenhuizen (NVZ), de kinderartsen (NVK) en de branche- en beroepsorganisaties voor de kraamzorg ( ActiZ, BTN en de beroepsorganisatie NBVK). Ook werkt het CPZ samen met het Kenniscentrum Kraamzorg (KCKZ) rond zaken die de professionaliteit van het vak kraamzorg betreffen.
Kennisnetwerk Geboortezorg
Tegelijk met het starten van het CPZ kwam er vanuit het ministerie van VWS geld beschikbaar, om onderzoek te doen naar het verbeteren van de geboortezorg en om de goede ideeën die daaruit komen, in te voeren. Er zijn verschillende regio’s die hiermee aan de slag zijn gegaan. Deze worden ‘consortia genoemd’. Binnen deze consortia werken ziekenhuizen, gynaecologen, verloskundigen en kraamzorg samen. Ze delen kennis met elkaar en doen onderzoek op het gebied van multidisciplinair werken, overdracht, en het bevorderen van gezonde zwangerschap en geboorte in achterstandssituaties. Alle consortia hebben hun eigen onderwerpen. ZonMW, die de middelen beschikbaar stelt, bewaakt of de uitkomsten goed zijn en of er geen zaken dubbel worden opgepakt.
Regionale Samenwerkingsverbanden Kraamzorg (RSK)
Regionale samenwerkingsverbanden kraamzorgorganisaties ontstaan om met elkaar in de ketenontwikkeling samen te werken. Vaak is er een kraamzorgaanbieder lid van een VSV. In de samenwerking worden afspraken gemaakt over de vertegenwoordiging en dergelijke. Op deze manier maken de kraamzorgaanbieders zich in een regio sterk als partner in de keten Geboortezorg.