Blijven vrouwen langer borstvoeding geven als ze de mogelijkheid hebben om hun kraamzorguren te verdelen over veertien dagen? En verhoogt flexibele kraamzorg de zelfredzaamheid van het jonge gezin? Rond deze vragen draait het onderzoek van het Radboud Universitair Medisch Centrum en Kraamzorg Zuid-Gelderland.
Begin dit jaar gingen vijf grote onderzoeken naar kraamzorg van start (zie onderaan). Een van deze onderzoeken richt zich op de mogelijkheid om de kraamzorguren over veertien dagen te verdelen. Het gaat dus om het uitsmeren van het gewone aantal uren over een langere periode dan de gebruikelijke acht dagen. De onderzoekers willen weten wat het effect hiervan is op de gezondheid van moeder en kind tijdens en na afloop van de kraamtijd. “Op dit moment zijn we bezig met de voorbereiding, in september start het onderzoek”, vertelt Fleur Lambermon, onderzoeker in opleiding van het Radboudumc, afdeling Verloskunde & Gynaecologie.
Betere overbrugging naar de JGZ
“We wilden een onderzoek naar kraamzorg-op-maat uitvoeren, met een focus op de brug naar de JGZ”, vertelt Gerdien Halfman, directeur a.i. van Kraamzorg Zuid-Gelderland. Deze kraamzorgorganisatie zette het onderzoek samen met het Radboudumc op poten. “Tussen de achtste en de veertiende dag moet het jonge gezin het met veel minder begeleiding stellen. Dat is precies de tijdspanne waarin het gros van de vrouwen stopt met de borstvoeding. Komt een vrouw daarentegen die periode wel door, dan blijft de baby meestal aanzienlijk langer aan de borst. Dit bracht ons op het idee dat het mogelijk effectiever is als we de kraamzorg flexibel inzetten. Bij een problematische start van de borstvoeding is acht tot tien dagen kraamzorg eigenlijk te kort. Er is niet meer zorg nodig, maar je zou de zorguren moeten kunnen spreiden om een betere overgang naar de JGZ te realiseren. We kunnen kraamvrouwen dan in die cruciale dagen blijven ondersteunen.’
Twee onderzoeksgroepen
“We hopen in twee jaar tijd 1114 vrouwen erbij te betrekken”, vertelt onderzoeker Fleur. “Wij vormen twee onderzoeksgroepen die we met elkaar zullen vergelijken: Een ‘controlegroep’ bestaande uit vrouwen die de gebruikelijke kraamzorg krijgen. En een ‘interventiegroep’ van vrouwen die de mogelijkheid hebben om hun kraamzorguren te spreiden over 14 dagen. De voorkeur van de kraamvrouw vormt daarbij de basis, in overleg met kraamverzorgende en verloskundige.
Op dag 1 maken de kraamvrouw en kraamverzorgende samen de planning. Dan wordt besproken: Je hebt zoveel uur, hoe zetten we die in? De kraamvrouw kan er in overleg met de kraamverzorgende bijvoorbeeld voor kiezen om na de achtste dag een onderbreking in te lassen. Op dag tien of elf kan de kraamverzorgende een bezoek brengen: ‘Hoe ging het? Waar liep je tegenaan? Waarbij wil je nog hulp hebben?’ Tijdens de kraamtijd kan de verdeling van de uren nog worden aangepast. Ook als er bij-geïndiceerd wordt, kunnen voor de interventiegroep de extra uren flexibel worden ingedeeld. Overigens kan de kraamvrouw er ook voor kiezen om de kraamzorg gewoon in acht dagen te ontvangen. Ze mag de uren spreiden, maar het hoeft niet.”
Het effect op borstvoedingsduur
“Wij verwachten dat als de kraamverzorgende langer een vinger aan de pols houdt, dit een positief effect heeft op de periode dat de baby borstvoeding krijgt. De duur van de borstvoeding vormt dus onze belangrijkste uitkomstmaat. Daarnaast kijken we naar het effect van gespreide kraamzorg op de zelfredzaamheid van de kraamvrouw na langere tijd. We gebruiken daarvoor de CLiK-vragenlijst die door de Academische Werkplaats Kraamzorg in Geboortezorg (AWKG) is ontwikkeld. Het gaat dus om de zelfredzaamheid die de kraamvrouw zelf ervaart. Verder kijken we naar hoe kraamvrouwen de kwaliteit van zorg waarderen. Wij verwachten dat de Jeugdgezondheidszorg met minder startproblemen met borstvoeding wordt geconfronteerd.”
Inspelen op de behoefte
“We krijgen nu al heel positieve reacties. Dit onderzoek is dan ook niet bedacht van achter ons bureau, maar vanuit het veld – samen met Kraamzorg Zuid-Gelderland. Uit het weinige onderzoek naar kraamzorg dat er is, komt naar voren dat zowel kraamvrouwen als zorgverleners acht aaneengesloten dagen kraamzorg niet optimaal vinden. Medische problemen ontstaan vaak aan het eind van de kraamtijd. Bij kraamvrouwen ligt de piek rond het eind van de eerste en het begin van de tweede week. Dat is dus precies het moment dat de kraamverzorgende de deur achter zich dicht moet trekken! Het zou mooi zijn als de kraamzorg hierop kan inspelen.”
Meer onderzoek naar kraamzorg
In december 2016 gingen binnen het programma Zwangerschap en Geboorte maar liefst vijf driejarige onderzoeksprojecten naar kraamzorg van start. Nog nooit eerder vond zoveel onderzoek naar kraamzorg plaats. De vijf onderzoeken gaan over de effectiviteit en invulling van kraamzorg, waarbij zorg op maat een belangrijk uitgangspunt is. De resultaten dragen bij aan het professionele handelen van de beroepsgroep kraamzorg in de gehele zorgketen. Wij besteden op onze site aandacht aan elk van deze vijf onderzoeken. Lees hier het bericht in deze serie over wetenschappelijke onderbouwing van kraamzorg op maat.